Annaleen Louwes
Zomer/Herfst 2003
Annaleen Louwes is fotograaf en sloot haar verblijf in Het Vijfde Seizoen af met een serie portretten van bewoners van de Willem Arntsz Hoeve in boekvorm: 'Onrustige Studies'. Louwes is geboeid hoe de mens overleeft onder allerlei omstandigheden en de weerslag die dat heeft op zijn lichaamstaal. Ze probeert daar als fotograaf vat op te krijgen. In Het Vijfde Seizoen vond zij een tiental mensen bereid om zich meerdere keren door haar te laten fotograferen. Zo ontstond een zekere gewenning, meer vrijheid en daardoor een groter vertrouwen en wederzijds respect.
Dinsdag, 1 Juli, 2003
Om 14.00 uur afspraak met N. Terwijl het buiten stikdonker wordt en uit de hemel regen neerstort, vertelt ze me alles over de patiënten die in Roosenburg wonen. Het zijn allemaal forensische patiënten. Dat wil zeggen dat ze allemaal te maken hebben gehad met een misdaad of veroordeling.
Haar blik houdt het midden tussen scepsis en strengheid.
Ze heeft veel met Hans Aarsman gewerkt in verband met een opdracht in een ander paviljoen. Als ze over hem vertelt, krijgt ze pas een beetje lol op haar gezicht. Het is goed dat ik met haar praat. Ik stel haar voor om een soort van ‘casting’ te organiseren met de mensen onder begeleiding van Wies, de drama-docent.
Op die manier krijg ik alleen vrijwilligers en echt geïnteresseerden voor de foto. Misschien dat die andere twijfelaars kunnen overhalen. Ik kan op die manier oppervlakkig contact maken met de mensen op het terrein en kijken en voelen of we iets voor elkaar betekenen. Nelleke vindt het een goed plan dat ik eerst een polaroid maak, zodat ik de privacy niet schendt en niet meteen verklaringen van iedereen hoef te hebben. Ik ben van plan dit met de andere afdelingen ook te organiseren, zodat ik inzicht krijg in de individuele mens hier. Het voelt een beetje meerderwaardig om het zo te regelen, maar volgens mij zien sommige het hier als een verzetje en bovendien krijgen ze foto's van mij als ze dat willen.
Dinsdag, 22 Juli 2003
Vandaag afspraak met H.
Waar gaat het hier over: tussen realiteit en surrealiteit.
Onwerkelijke studies, onrustige studies.
Slapende Truus, hysterische Maartje, dwangmatige Amanda, acterende Hendrik, droevige mevrouw van Vulpen, vrolijke Pita, gekke Peter, doodserieuze Latifa, rustige separeercel, gekke Dinis, angstige Martine en mooie Albertine.
Terug naar het huis. Daar wordt ik gebeld door Otto, de verpleegkundige van Albertine. Dat Albertine gisteren weggelopen is. Dat is jammer. Voor mij. Even denk ik: Otto ben jij wel verpleegkundige of laat Albertine iemand naar mij bellen? Ik kan daar makkelijk achterkomen. Doe het niet.
Ik heb dus plotsklaps tijd en besluit met de hele familie naar het bosbad in Baarn te gaan. En daarna gaan we pannenkoeken en vieze dingen eten in Lage Vuursche.
Donderdag, 31 Juli 2003
J., psycholoog van Roosenburg, komt. Hij is hevig geïnteresseerd in fotografie. Ik probeer hem uit te leggen wat ik hier doe en ik laat hem voorzichtig mijn foto’s zien. Ik geloof dat hij het begrijpt. Iedere keer als ik iemand probeer te vertellen wat ik hier doe, dan denk ik: ik moet goed opschrijven wat ik nu zeg. Want wat ik zeg, klinkt aardig genuanceerd. Alleen als ik het probeer op papier te krijgen, dan zinkt de moed me in de schoenen.
Ik zeg bijvoorbeeld dat ik hier graag naar toe wilde omdat ik iets wilde doen met de psychiatrie. Met de beperking van ruimte, letterlijk en figuurlijk. Maar nu ik hier zit, weet ik eigenlijk niet meer wat ik hier doe.
Wat moet ik hier nu? Behalve op een chique manier verpakken dat ik een voyeur ben.
Hoe maak ik werk dat zich met respect verhoudt tot de gefotografeerde en de beschouwers.
Hoe krijg ik die mensen “eigen”. Door ze te verzamelen en ze recht in het gezicht te fotograferen, zodat er een portrettengalerij ontstaat? Nee. Wat is de toegevoegde waarde, die ik altijd zoek. Het moet niet documentair worden. Ik moet het abstraheren. Waarom zij en niet iemand anders?
Toen ik in Het Vijfde Seizoen kwam, zei ik steeds dat ik wilde uitvinden of ik in staat was werk te maken waarin duidelijk wordt dat de lijn tussen de twee verschillende werelden (Den Dolder en de rest van de wereld) heel erg dun is. Dat het soms moeilijk is te weten aan welke kant van de lijn je je bevindt. Dat betekent dat ik de gevallen waarbij die lijn heel dik is juist buiten beschouwing wilde laten, omdat die te evident zijn".