Roy Villevoye
Zomer/Herfst 1999
Roy Villevoye verbleef samen met zijn vrouw Fransje Killaars en hun dochter Céline in Het Vijfde Seizoen.
Villevoye’s werk wordt al jaren sterk bepaald door zijn bezoeken aan het Asmat-gebied in het Indonesische Papua, het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea. De Asmatters kennen een grote spirituele en emotionele betekenis aan bomen toe, waaruit zij voorouderbeelden hakken. Villevoye onderkent de therapeutische betekenis die kan worden ontleend aan het bewerken van hout. Hij vroeg een aantal patiënten om persoonlijke tekens te kerven in bomen in de bossen rondom het terrein. Deze tekens documenteerde hij in het boek 'Kerven'.
Killaars raakte gefascineerd door de rookverslaving van veel cliënten en begeleiders. Zij vroeg hen alle peuken te verzamelen in hun afzonderlijke units. Van deze duizenden peuken reeg zij tezamen met de cliënten een groot gordijn als collectief kunstwerk. Hierbij maakte zij gebruik van de kleurrijke acryldraden die zij ook gebruikt voor het fabriceren van haar textiele werken.
Het collectieve kunstwerk staat symbool voor het kleine beetje vrijheid van de bewoners: een moment voor henzelf. Het ‘gordijn’ werd in Het Vijfde Seizoen tentoongesteld en in 2001 getoond in Galerie De Expeditie in Amsterdam. Het maakt nu onderdeel uit van de collectie van Het Vijfde Seizoen.
Brief van Roy Villevoye:
Asmat, Papua, december 1998:
"Ik ben weer terug bij mijn vrienden in het dorp Er. Het is traditie aan het worden dat we vanuit Er per prauw een dagenlang durende tocht maken naar de dorpen die stroomopwaarts liggen. Onderweg doen we altijd Boaps ‘tuin’ aan, waarvan de ingang aan de rivier ligt. Een enorme lap regenwoud, die wordt gemarkeerd door een aantal klapperpalmen. Bij een eerder bezoek kerfden we onze namen in enkele van deze palmen. Het is steeds weer een bijzondere sensatie om terug te komen op deze afgelegen plek en dan te stuiten op die gekerfde namen. Die namen zijn sporen geworden van onze persoonlijke geschiedenis daar, die we in ons geheugen koesteren.
Vlak voor mijn vertrek uit Nederland had ik de eerste verjaardag van ons dochtertje Céline gevierd. Het was de afsluiting van een intens gelukkig jaar. Ze bleef met mijn vrouw Fransje achter in Nederland. Terwijl we in Boaps tuin dronken en aten van de kokosnoten, wist ik ineens dat ik Céline’s naam hier in een boom wilde kerven. Omomá hielp me bij dat taaie klusje. Ik maakte daar een paar foto’s van en tot slot een foto van het resultaat.
Den Dolder, Nederland, december 1999:
Fransje en ik waren uitgenodigd om als zomergasten van ‘Het Vijfde Seizoen’ te verblijven. We gingen er samen met Céline wonen. Ik wist nog niet precies wat ik er zou gaan doen, maar had wel wat spullen van huis meegenomen. Onder andere die foto’s van het kerven van Céline’s naam, inmiddels een dierbaar beeld. Het paviljoen staat middenin een dicht en gevarieëerd bos. Op foto’s uit het begin van de eeuw is nog te zien dat het vroeger een ruig gebied was, begroeid met heide. Geleidelijk aan verdween deze heide doordat er, met behulp van de patiënten, een prachtig bos werd aangeplant. Dat bos vormt nu hun dagelijkse leefomgeving en vormt een sterk contrast met de stad, waar veel patiënten oorspronkelijk vandaan komen.
Het werd een zonnige zomer. We maakten veel wandelingen in het bos. Af en toe zagen we in de verte - of snel langszij passerend - één of een aantal andere bewoners van de Willem Arntsz Hoeve. Het was opmerkelijk dat in dat grote bos ieder spoor van de aanwezigheid van mensen ontbrak. Beelden van mijn bezoeken aan de Asmat vielen vaak als dia’s over ons tijdelijk verblijf in dit bos heen. Net als daar, leefden ook in dit bos mensen met een andere en eigen cultuur, waarvan we niets wisten voordat we hier kwamen wonen. We werden nieuwsgierig, zochten contact en de foto’s van de gekerfde naam ‘Céline’ vormden daarbij onvoorzien een sleutel: ik vroeg patiënten of ze er belangstelling voor hadden om in het bos een persoonlijk teken in een boom te kerven. Door middel van zo’n eenvoudige en primaire daad zou hun aanwezigheid in dat lege bos worden gemarkeerd. Door deze beelden te maken zouden ze hun identiteit koppelen aan deze plek. De beelden zouden met de boom meegroeien en bewoners zouden er tijdens hun wandelingen op stuiten en beseffen: ‘ik ben hier/ik was hier.’ Gesteund en geholpen door hun enthousiaste begeleiders, wierf ik groepjes patiënten met wie we op verschillende tijdstippen samen het bos introkken. De sfeer was steeds erg plezierig en ontspannen. Het bos vormde een idyllisch decor voor de vaak zeer geconcentreerd werkende kervers. Ik had de indruk dat ze er plezier in hadden. Ze lieten hun werk trots achter om verder beeld te worden in het bos.
Ik documenteerde het kerven door af en toe dia’s te maken. Na afloop van ons verblijf nodigden de organisatoren van ‘Het Vijfde Seizoen’ me uit er een werk van te maken in de vorm van dit boek, een soort equivalent van de persoonlijke daad die elk van de kervers in het bos had gesteld. Zo heeft het spontaan kerven van de naam ‘Céline’ in de Asmat, leefgebied van begenadigde houtkervers, een verwant werk dicht bij huis gegenereerd. Het was een voorrecht op zo’n directe manier met veel patiënten een nieuwe ervaring te kunnen delen. En het bos is er beeldrijker door geworden."
Roy Villevoye